DE WONDERE WERELD DER BIJEN.

Lessen over bijen en bijenteelt voor beginnende imkers of aankomende bijenhouders.

 Overzicht van het gedrag van een bijenvolk gedurende een geheel jaar.  

Les 1   Winterrust

Les 2   De voortplanting

Les 3   De werkverdeling in een bijenvolk

Les 4   De voornaamste eigenschappen van de bijen, als bestuifsters

LES 2  DE VOORTPLANTING

De ontwikkeling van een eitje tot volwasssen insekt.

Voordat de moer een eitje in de cel afzet, overtuigt ze zich of de cel leeg en gepoetst is.

Dit laatste is zelfs zeer goed door de imker te zien, gepoetste cellen glinsteren als zilver.

Ook moeten eventueel beschadigde celwanden hersteld zijn.

Het eitje, dat de moer legt wordt, met wat kleefstof ,die spoedig verhardt,- verticaal op de bodem der cel afgezet.

 le dag: eitje staat verticaal op de celbodem.

2e dag: eitje gaat schuin overhellen.

3e dag: eitje ligt op de celbodem.

 

In het broednest heerst een temperatuur van ±_35°C.

Het eitje bevat een voldoende voorraad voedsel, waarop het jonge individu ± 3 dagen kan leven.

Ongeveer de 4e dag na het leggen van het eitje, deponeren de voedsterbijen een hoeveelheid melk, een product van kop en borstklieren op de celbodem, het eitje neemt vocht op, de eischaal barst en er komt een larfje te voor­schijn.

Deze larf krijgt een flinke hoeveelheid “melk” bij zich, toegediend op de celbodem, de larf drijft hierop en gaat zeer snel in omvang en gewicht toenemen. Ze vervelt enige malen.

Deze larvetoestand duurt ± 6 dagen. Aan het einde van deze periode strekt de larf zich met de kop naar opening van de cel.

De afsluiting tussen midden,- en einddarm wordt verbroken en de uitwerpselen (zeer weinig) worden geloosd.

De cel wordt afge­sloten met een poreus dekseltje en de larve spint zich in de cocon in met de spinklier.

Het dekseltje is enigzins geweld. Nu ver­keert de bij in een poptoestand, die enkele dagen duurt bij de werkbij, maar bij de moer en de dar iets verschillend.

                      Eitoestand                   Larvetoestand                    Poptoestand                   Totaal:

Werkbij                   3                                   6                                       12                       21   dagen
Moer                      3                                   6                                         7                       16   dagen
Dar                         3                                   6                                       15                       24   dagen

 

De werkbij knaagt voor het verlaten van de cel het celdekseltje stukje voor stukje weg.

De dar knipt het celdeksel in zijn geheel los. De moer eveneens.

Meestal blijft bij de moer het celdeksel een beetje vastzitten.

De melk, die een toekomstige moer krijgt toegediend, is minder vloeibaar en ook anders van samenstelling, het voedsel is rijk aan eiwit en arm aan suiker.

De moer legt 2 soorten eitjes: bevruchte en onbevruchte eitjes.

Uit de bevruchte eitjes ontstaan moer en/of werkbijen.

Uit de onbevruchte eitjes ontstaan alleen darren.

Een moer uit een redcel,  wat is een moerdop die de bijen aan zetten op een werkbijlarve van ± 1 dag á 1½ dag oud en ont­staan uit een bevrucht eitje, als een moerloos volk gemaakt wordt, b.v. bij het maken van sommige kunstzwermen zoals. een veger, is even goed als een moer uit een zgn. zwermcel.

De ontwikkelingsduur van zon moer is echter wel korter.

Zwermcel               3              6                   7                 k                       16 dagen

Redcel                    3              1                   5                 7                       12 dagen

Wel moet een volk, waarin men een redcelmoer kweekt voldoen­de voedsterbijen hebben, om de larve te kunnen voeren.

   

De ratenbouw

Zoals we in de vorige les al zagen, is de ratenbouw een onderdeel van de eenheid, die we bijenvolk noemen.

Zonder ratenbouw is het bestaan van een bijenvolk zeer kort.

De raten bestaan uit was, door de bijen zelf geproduceerd.

Aan de buikzijde van het achter­lijf in de laatste vier segmenten zien we de zgn. wasspiegels.

Deze wasklieren produceren van voedsel, dat de bijen opnemen, de vloeibare was, doe door fijne openingen in de wasspiegels naar buiten treedt, daar stolt en de zgn. wasschubben of wasplaatjes vormen.

11 miljoen schubjes in 1 kg zuivere was.

De schubjes worden met de poten naar de mond gebracht, gekauwd en met speeksel vermengd.

Dit speeksel geeft de kleur aan de was en de kleur is afhankelijk van het voedsel.

Vervolgens worden de stukjes wasschubjes naar het gedeelte van de raat, waar de bijen aan het bouwen zijn gebracht en zo ontstaat de prachtige ratenbouw.

Bouwen gaat van boven naar beneden.

De wasklieren functioneren het beste als de bij ± 12 dagen oud is en na de 18de dag gaan ze weer verschrompelen, jonge bijen van 12 —18 dagen oud, zijn dus de beste waszweetsters.

Oude bijen kunnen indien nodig, ook was zweten.

Bouwende bijen hangen, elkaar vasthoudend aaan de pootjes, als een keten aan de plaats, waar de nieuwe ramt gebouwd wordt.

Raten

De afstand van middenwand tot middenwand is ± 35 a 38 mm. Het bouwen gebeurt met een zekere regelmaat.

De raten hangen vertikaal, zorg dus dat de bijenwoning goed horizontaal staat.  

We spreken van koude en warme bouw                                                                                                  

Koude bouw: Raten loodrecht op het vlieggat

Warme bouw: Raten evenwijdig aan het vlieggat.

Warbouw : Raten zonder regelmaat door de woning heen ge­bouwd, in korven.  

Aan de achterkant in de woning worden de raten vrijwel geheel aan de wand vastgebouwd, aan de voorwand slechts hier en daar, ook soms in de raampjes te zien.

Moercellen worden gebouwd van oude was. Ze worden maar één keer gebruikt.

Werkbijcellen: door cocons, die achterblijven van de daarin op­groeiende bijen, wordt de cel steeds kleiner.

Dit heeft weinig of geen invloed op de grootte der in de cel opgroeiende bijen.  

Toch is tijdig vernieuwen van raten nodig, de moer legt graag in jonge raat.

Broed en stuifmeelraten zijn ± 2 cm dik. Honingraten zijn dieper (spekraten). Snijden wij uit een afgezwermde korf een stukje raat vlak achter het vlieggat weg, dan wordt deze opening meestal gauw dichtgebouwd.

In dit fijn werk of ook genoemd werksterraat, is het volk meestal in orde, en heeft een bevruchte moer, wordt er darrenraat gebouwd, dan is er iets niet in orde: het volk is moerloos of heeft een darren­broedige koningin.

Een darrenbroedige moer is niet bevrucht en legt dus alleen onbevruchte eitjes; er ontstaan alleen darren uit.

Een moerloos volk krijgt op den duur eierleggende werkbijen.

Door het toedienen van eiwitrijk voer gaan de eierstokken zwellen en er worden eitjes afgezet, deze zijn onbevrucht, dus alleen darren zullen er ontstaan.

Een bouwende zwerm, die moerloos wordt, bouwt aan de werksterraat niet verder, maar wel aan de darrenraat.

Dit gedeelte steekt dan als een kam buiten de rest van het werk uit.  

1 dm2 werksterraat     ± 400 cellen aan iedere kant (totaal 800 cellen).

                                             Celdoorsnede = 5,37 mm - 5,5 mm en 10 — 12 mm diep.  

1 dm2 darrenraat  =      ± 300 cellen aan iedere kant (totaal 600 cellen).

                                            Celdoorsnede 6,91 — 7 mm en 13 mm diep.  

Hechtcellen                   die aan het voorwerp, waar de raten aan vastgebouwd worden, zitten. Het zijn enige ongelijke cellen.

Overgangscellen;

De overgang van fijn naar grof werk, ofwel werk­stercellen naar darrenraat, wordt

opgevangen door overgangscellen.

Loopgaten;

Dienen om de bijen van de ene raat naar de andere te laten lopen. Bijen maken ze naar behoefte.

Moerdoppen;

Worden eenmaal bebroed.

Speeldoppen ;

Oorzaak niet bekend, worden geregeld aangezet.

Redcel ;

Een werkstercel, die omgevormd wordt tot een moerdop. Wordt vergroot en de larf krijgt

moerlarvevoedsel.  

Vijanden van de raten   

Raten kunnen aangetast worden door de wasmot. Deze legt eitjes in de raat.

 De wasmot:

Deze mot sluipt ‘s avonds de woning binnen, de wasmot is een nachtvlinder.

Uit de eîtjes komt een larve, die de raat overspint en de was opeet.

De larven werden in het verleden gedood door het verbranden van zwavel (SO2) in de raten bewaarplaats.

Thans wordt veel toegepast ijsazijn.

Raten in de wind, bewaren voorkomt ook dikwijls wasmotaantasting.

De raten tijdellijk in de diepvries leggen doodt de wasmotlarve eveneens.

Raten door muizen e.d. aangebeten, nemen de bijen niet meer in gebruik.

Raten op tijd vernieuwen, ± 1/3 van de raten per jaar vervangen.  

Dienst der raten

le vermeerdering van het broed

2e opbergen van voorraad honing en stuifmeel

3e verblijfplaats van de bijen  

Kunstraat  

Gemaakt van zuivere was, wees dus zuinig op alles wat was is. 

Kunstraat is een schijf was, waarin de celin drukken voorkomen. 

De bijen knagen deze was gedeeltelijk weg en bouwen hiermee de opstaande celwanden

op. Niet bewaren in plastic.  

Of een volk bouwt of niet hangt af van:

of een volk sterk is;

of er dracht is;

behoefte aan nieuwe raten;

ruimte om te bouwen;

temperatuur ± 35°C  is nodig

Geef uw volk altijd hele vellen kunstraat en zet de kunstraat goed in, ramen goed draden, insmelten e.d.

De raten zijn het kapitaal van de imker. 

Voorwas of Propolis

Wordt gebruikt voor het dichtsmeren van spleten e.d. in de woning.

Dichtmaken van gaten e.d.

Vastzetten van de raampjes.

Om voorwerpen die niet in de woning thuishoren en die schadelijk zijn te omhullen, b.v. muizenlijken of dergelijken ermee afdekken.

Mondingen van de cellen mee versterken.

Vlieggat verkleinen.

Propolis wordt gehaald van knoppen van bomen, onder anderen van populieren, kastanje e .d.

Propolis gaat met water en zeep praktisch niet van de handen.

Wel met spiritus, amoniakwater en sodawater (afstandsblikjes reiningen)

Lastige volken kalmeren dikwijls enigszins als we ze beroken met stoffen b.v. karton of iets dergelijks, waarop wat propolis is aangebracht; dit geeft een aangename geur.

Lastige plaatsen, die we liever niet te veel met propolis besmeurd hebben, kunnen we met een kwast met wat vaseline bestrijken; de bijen zullen deze plaatsen dan niet zo sterk met propolis vastkitten.

Les 1   Winterrust

Les 3   De werkverdeling in een bijenvolk

Les 4   De voornaamste eigenschappen van de bijen, als bestuifsters

Vragen en opdrachten
Dit lesmateriaal is nog in bewerking. getracht is om zo zorgvuldig mogelijk te werk te gaan met informatie en verwijzingen. Indien er op- en of aanmerkingen, fouten of onvolkomenheden zijn verneem ik dat graag. Er kunnen geen rechten of aansprakelijkheden aan de informatie worden gesteld.

www.bitsandbees.nl

Bijenbehuizingen
Spreekwoorden en gezegdes