Celler Rotatie systeem
Voor het verschijnsel van het
verdwijnen van bijenvolken zoeken we naarstig naar verklaringen. Vast staat dat door de Varroa en de
virussen het bijenhouden er niet eenvoudiger op is geworden. In het Celler –
bijenonderzoeksinstituut is in navolging op de korfimkerij de zogenoemde
“CellerRotatie systeem” ontwikkeld. De jarenlange ervaring leert, dat men
hiermee jaar voor jaar van slechts geringe verliezen uit kan gaan. Het principe is redelijk eenvoudig: 1.
Er worden nieuwe volken van de
hoofdvolken gemaakt. 2.
Er wordt GEEN broed uit de
hoofdvolken aan de nieuwe jonge volken gegeven. 3.
Er wordt gedurende de
Varroazeitalter stukken gesloten darrenbroed uitgesneden. 4.
Er wordt intensieve
zwermcontrole uitgevoerd tot aan de honingdracht. 5.
Er wordt per volk van ca 1,5 kg
bijen met een jong bevruchte moer een kunstzwerm op vers geslingerde raat
gezet. Als alternatief, na de linde-dracht maar dan met zeker 2 kg bijen. 6.
Deze volkjes moeten goed
verzorgd en gevoerd worden en een goede stuifmeeldracht kunnen halen. Het
volk is dus niet meer voor de honingoogst. 7.
Aan het einde van het seizoen
worden de bijen uit de oude volken aan het jonge volk gegeven. Uitlopend
broed uit laten lopen en ook aan de jonge volken geven. Nooit de
broedramen! 8.
Zorg voor een goede Varroa
behandeling in de winter. Vooruitzichten; Er zullen vitale volken worden opgebouwd die Varroa tolerant zijn, zachtaardig en goede verzamelaarsters van honing zijn, waarbij rassen van ondergeschikt belang zijn.
|
Aalsteren,
aflegger, doppen breken, jager, veger, vlieger, en... wintersterfte Job
van Praagh, LAVES
- Institut
fur Bienenkunde
Celle Doppen
breken -
aalsteren - veger
- vlieger – aflegger
jager.
Allemaal vaktermen, die we gebruiken als we over onze bijen praten. We
weten ook dat de laatste jaren opvallend veel imkers over wintersterfte
klagen. Als Utrechts bijenbioloog heb ik voor de Duitse imkers over dit
probleem wat geschreven. Hier volgt de Hollandse variant. Een
kunstzwerm (veger, vlieger of aflegger) maak je door een paar ramen
broed en bijen uit een hoofdvolk te halen. Daarmee “kan de imker het
zwermen voorkomen; reservevolkjes verkrijgen” (Speelziek, Beetsma,
Velthuis e.a. lmkers Enyclopedie 1987) Herfst
1969 leerde ik een aantal Duitse collega’s kennen. De ‘Arbeitsgemeinschaft
der Bieneninstitute’ organiseert elk jaar een bijenwetenschappelijk
congresje. Steevast herinnerde de voorzitter van de ‘Deutsche
Imkerbund’ (de dierenarts Dr. Gnadinger) de bijenwetenschappers
eraan, dat de imkers in Zuid-Duitsland elk jaar volken verloren door
nosema. Karl Pfefferle heeft vanaf 1980 permanent een lans gebroken voor
dat wat hij ‘Rotation’ noemt. Sindsdien hebben we eigenlijk tot 2000
over grotere wintersterfte niets meer gehoord. Inmiddels
hebben we begrepen, dat de volken, die de zo begeerde donkere honing van
de blauwspar (dennehoning) produceren, daar staan waar vrijwel geen
stuifmeel te halen valt. Deze dracht is duidelijk een dracht, die voor de
portemonnee van de imkers goed is. Voor de bijenvolken echter erg
ongezond. Reservevolk
zonder broedramen Pfefferle
omschrijft hoe je via opzetten van reservevolken — die je tot
hoofdvolken voor het volgende seizoen opbouwt — zonder grote verliezen
kunt imkeren. Hij maakt de jonge volken zonder broed, omdat dan de
varroamijten uit de broedramen de ontwikkeling van de jonge volken niet
storen. Pfefferle maakt duidelijk, dat zijn manier van imkeren onder
invloed van de korfimkerij staat. In
die tijd vond Pfefferle dat je, indien je elk jaar 50% van je hoofdvolken
niet meer inwinterde, nadat je daarvoor jonge volken had opgebouwd,
gezonde bijenstallen kon hebben. Aan het einde van de laatste dracht moest
je als imker 150% hoofdvolken hebben en 50% oud samen met 50% jonge volken
inwinteren. Dus
per jaar een rotatiequotient van 0,5 (dwz voor 50% van de hoofdvolken een
jong volk per jaar!). De
realiteit Ondertussen
is er voor de bijenhouderij in Noordwest-Europa veel veranderd. Als ik
mijn oor te luisteren leg, dan kom ik tot volgende conclusie: om je
bijenstand op peil te houden blijkt het niet meer voldoende om
‘slechts’ 50% van je volken te verjongen. Nee momenteel moet je 100%
verjongen. Een hoofdvolk leeft nog maar anderhalf bijenjaar! Dus een
rotatiequotiént van 1. Dat
het imkeren er niet simpeler op geworden is en je ook meer kasten nodig
heb is mij duidelijk. Als
je toch je oude hoofdvolken inwintert loopt je grote kans dat deze niet,
of erg zwak uit de winter komen. Bij
voorbeeld kan je bij Beefriends.org
zien, dat sinds de opbouw na de winter 2002/2003 het aantal volken dat
in de winter het loodje legt weer toeneemt. Volgens mij moet je daarbij
bedenken, dat na 2002/ 2003 veel volken op nieuwe raat en hopelijk schoongemaakte
kasten een ‘nieuw leven’ konden beginnen. Advies
uit Cello Celle
ligt als bijeninstituut aan de rand van de Lineburgerheide. De imkers in
dat instituut hebben in de loop der jaren een manier van imkeren
ontwikkeld, die ondertussen met succes door veel imkers is overgenomen.
De brochure ‘Dustmann, J.H.; Schönberger, H.; Schönberger, E.: Bienenhaltung
in der Rotation -Die
CeIler Betriebsweise’ verscheen in 1998 als bijlage in het
‘Bienenjournal’ 8(8). Over
een paar imkers, die inmiddels ook met een rotatiequotiënt van 1 imkeren
werd me verteld, dat ze naar het motto ‘je weet maar nooit en de prijzen
voor volken zijn in het voorjaar hoog’ toch hun oude volken hadden
ingewinterd. Na de winter 2005/2006 hebben ze dat, wat ze anders in de
herfst 2005 als was hadden kunnen smelten ‘pas’ na de winter moeten
smelten. De oude hoofdvolken hadden in de winter het loodje gelegd,
ondanks varroabestrijding in de zomer met mierenzuur o.i.d. Het
is duidelijk, dat de situatie voor bijenvolk en imker veranderd is.
Onderzoek naar de oorzaken voor deze verandering zal nog vele jaren duren.
Belangrijker is dat alle actievelingen in de bijenhouderij accepteren, dat
we nu zonder een rotatiequotiënt van 1 (=100% jonge volken) niet kunnen
werken. Overigens is een rotatiequotiënt van >1, naast de manier
waarop we het doen, ook duidelijk dat wat bijenvolken al eeuwig doen. Lang
voor de tijd dat wij mensen(imkers) ons er mee gingen bemoeien. Hoe
nauwlettender de ideeën achter het Celler systeem in de praktijk op de
stal uitgevoerd worden, des te groter de kans dat de jonge volken aan het
eind van de winter goede hoofdvolken zijn. Zorg ervoor dat de jonge volken
zonder broedramen groot kunnen worden. Niet alleen zonder ramen met broed,
maar ook zonder ramen waarin ooit al eens broed zat! Een gezond hoofdvolk
wil vast en zeker op het koolzaad ook wel een broedkamer met kunstraat
uitbouwen. Dan hebben we direct na het slingeren onze schone broedkamer
voor het jonge volk al in huis. Direct
na de oogst, als het volk krap zit, geven we de nieuwe bak op het
moerrooster en laten de bijen (met wat rook) naar boven klimmen. We
drijven (jagen) de bijen naar boven. In het begin kan je het jonge volk
even wegen, om te ‘leren’ hoeveel ca. 1,5 kg bijen is. Kennelijk
verslepen we op deze manier weinig broed-ziekten. Denk
eraan: houdt de oude en jonge broedbakken uit elkaar! Tot nu toe hebben we
goede ervaring opgedaan met het versterken van de jonge volken met de
bijen uit de oude hoofdvolken aan het einde van het seizoen. Bijen
en geen broed! Bijtijds de moer in een kooitje en je hebt
op een gegeven moment alleen nog maar bijen, die je in koele
herfstochtenden zonder problemen bovenop de jonge volken kunt schudden. Achtergrond Als
bioloog merk ik elke keer weer, dat in de imkerij de resultaten beter
worden, zodra je weer wat dichter bij de natuur imkert. Zo ook hier. Een
zwerm neemt nooit broed mee op stap om daarmee zijn mooie nieuwe woning in
te richten. Deze extra hulp is overbodig en gevaarlijk! Een
paar imkers hebben met erg productieve bijen-volken en veel goede
drachtmogelijkheden, (wilg, koolzaad, acacia en mde), goede ervaring met
de opbouw van de jonge volken, pas direct na de mde. Dan worden alle bijen
gebruikt om de jonge volken op te bouwen. Het broed laten ze uitlopen en
geven dat daarna aan t jonge volk. Of ze proberen uit de zo gesloopte
volken nog genoeg bijen te krijgen, om naar de hei te kunnen gaan. Aan
het werk met de methode In
de hoofdvolken (= de jonge volken van vorig jaar) elke week doppenbreken
of om de tien dagen als zwermverhindering. Darrenbroed koppen of nog beter
darrenbroed uitsnijden en daardoor ook schone bijenwas produceren. Het
jonge volk opbouwen Na
de voorjaarsdracht, slingeren en bijen in nieuwe broedbak drijven.
Bevruchte moer erbij doen en goed zorgen voor het geheel. Vanaf nu moet
het jonge volk permanent verzorgd worden. Zo ontstaat een nieuw hoofdvolk
voor volgend jaar. Zorg
voor goede stuifmeeldracht en genoeg voer. Na de laatste dracht, bijen uit
de hoofdvolken aan de jonge volken geven. Het broed kun je in een stapel
broedbakken uit laten lopen. Nooit broedramen aan de jonge volken geven! De
winter In
de broedloze tijd 1 of 2 keer tegen de varroamijt behandelen. Omdat op
deze manier de ramen in het broednest maar één seizoen gebruikt worden
en we daarna de was voor kaarsen gebruiken hebben we ook met residuen in
de was en honing geen problemen. De uitgesneden darrenraten en ontzegelwas
leveren genoeg was voor nieuwe kunstraat.
Het
nieuwe seizoen Doordat we door het breken van doppen de volken tijdens de dracht zoveel mogelijk aan de praat houden oogsten we daarna zowel honing als een jong volk. Onze hoofdvolken blijven sterk genoeg om ook nog zomerhoning en heide te leveren. Zodoende blijft jouw imkerij ook voor familie en vrienden aantrekkelijk. Nooit
vergeten Het
(jonge) volk heeft alleen een kans een sterk hoofdvolk te worden als het
door kan broeden. Een redelijke stuifmeeldracht en
voeren is noodzakelijk. Literatuur De brochure over de Celler Rotation is ‘uitverkocht’. Een vernieuwde versie komt pas in 2007. In Internet op http://www.Iaves.niedersachsende/master/C12299963N12
23_1.20_DO_1826 (http://www.Iaves.niedersachsen.de/ doorklikken via de menu's ;Tiere;Bienenkunde;Informationsmaterial , of direkt naar:http://www.laves.niedersachsen.de/master/C12299963_N3218253_L20_D0_I826.html Hier is een groot aantal informatiemateriaal te vinden in pdf format.Er is over de Celler-Rotation in 1993 en 1994 een film gemaakt. Uiteraard is er sindsdien het een en ander in het systeem verbeterd. Toch hier de gegevens over deze productie. (Er
bestaat ook een Engelse versie.) http://www.iwf.de/iwf/do/mkat/details.aspx?Signatur=C+1896 Erscheinungsjahr:
1995 Signatur: C 1896 Autoren: Dustmann, Jost H. (Celle); Schönberger,
Edeltraut (CelIe); Schönberger, Helmut (CelIe) Titel: Bienenhaltung in der Rotation
- Em wirksamer Weg zum Vorbeugen
von Bienenkrankheiten (Pfefferle,
Karl. Unser imkern mit dem Magazin.- und mit der Varroatose. Das Handbuch
fOr den Magazinimker. Selbstverlag 10. Aufl. 1997). |
Voorbereiding voor het drijven. We slingeren. Voor het jonge volk hebben we een bak met een raat met voer plus raten uit de honingkamer. (Uiteraard gebruiken we geen raten uit broedbakken voor onze honingoogst)
|
Met een beetje rook drijven we de bijen door het moerrooster naar boven. Snel leren we wanneer er genoeg bijen boven zijn aangekomen. Illustraties: Schell, Schönberger, Van Praagh.
|
Verantwoording; Overgenomen uit BIJEN september
2006
Samengesteld door : www.bitsandbees.nl Bijna alles over bijen. |