DE WONDERE WERELD DER BIJEN.

Lessen over bijen en bijenteelt voor beginnende imkers of aankomende bijenhouders.

 Overzicht van het gedrag van een bijenvolk gedurende een geheel jaar.  

Les 1   Winterrust

Les 2   De voortplanting

Les 3   De werkverdeling in een bijenvolk

Les 4   De voornaamste eigenschappen van de bijen, als bestuifsters

 

LES 4  

DE VOORNAAMSTE EIGENSCHAPPEN VAN DE BIJEN,  ALS BESTUIFSTERS  

Voor de bestuiving van verschillende land- en tuinbouwgewassen zijn de honingbijen geschikte insecten vooral fruit, koolzaad e.d. 80% van alle gewassen worden bestoven door honingbijen! 

Ze bezitten de volgende eigenschappen

1.    Ze zijn bloeivast, d.w.z. dat ze, als ze bijvoorbeeld begonnen zijn op de appelbloesem te vliegen, ze daarmee doorgaan, zo­lang de appel nectar en ofstuifmeel geeft. Ze vliegen dus niet van de ene bloemsoort naar de andere: appel naar kers of kers naar pruim, een hommel doet dit wel. 

2.   Ze zijn sterk behaard, haren zijn zelfs vertakt, het stuifnteel blijft er dus gemakkelijk tussen hangen, vooral het kleverige stuifmeel van fruit b.v. 

3.    Ze vliegen al uit bij betrekkelijk lage temperatuur ± 9°C. Enige beschutting is van belang b.v. door een windscherm. 

De bijen zijn ook plaatsvast, d.w.z. ze vliegen bij bloembezoek meestal naar dezelfde plaats terug binnen een straal van ± 10 m. Deze eigenschap is vrij ongustig, vooral voor de fruitteler, die rekening dient te houden met zijn plantsysteem, iedere boom moet voldoende bestuivers om zich heen hebben. Liefst geen z.g. blokbeplanting en geen te grote afstand van boom tot boom, die elkander stuifmeel moeten leveren.

Andere voordelen zijn:

1.    Men kan de bijen plaatsen waar men wil.  

2.   Zoveel als men wil. 

De kwaliteit van het fruit wordt ook beter door goede bestuiving / bevruchting. 

1.    Betere vorm, geen scheve vruchten, want de pitten groeien allen uit en ook de vrucht. Wat gemakkelijk is met verpakken.

2.     Betere smaak, zuurgehalte en suiker gehalte is hoger.

3.    Betere bewaarbaarheid, eveneens door hoger zuur en suikergehalte 

De vliegbijen verzamelen nectar en stuifmeel, waar dit te vinden is, ongeacht dus waar de wind vandaan komt. Bij noord, en noordoostenwind geeft de bloesem maar hele kleine hoeveelheden nectar en stuifmeel af t.g.v. te droge en schrale lucht. 

Bijenkasten dus tijdens de bloei, in het midden van de boomgaard plaatsen. Zeer vroeg in het voorjaar vliegen de bijen niet ver van de woning weg, - 200 meter; de koude wind belet dan het uitvlie­gen. In grote boomgaarden plaatsen we liefst de volken in groe­pen over het terrein verdeeld.

Paardebloem en  koolzaad e.d. zijn dikwijks concurrenten van het fruit, daar ze door de bijen zeer druk worden bevlogen. Als een goede bijenbezetting tijdens de fruitbloei rekenen we ± 5 volken per HA. Voor kersen zou 10 volken per HA beter zijn door ongunstig weer en een rijkere bloei. 

Het vlieggebied van het bijenvolk 

Goede of slechte weersomstandigheden hebben een zeer grote invloed op de afstand, waarbij de bijen zich van hun woning verwijderen. Vroeg in het voorjaar, als het weer buiig is, blijven de bijen veel dichter bij de woning, daarom tijdens de fruitbloei de bijen liefst verspreid door de boomgaard plaaatsen. Soms is de afstand vanaf de woning tot de plaatsen die ze bezoeken slechts 200 meter. Zomers kunnen ze veel verder weggaan, vooral bij constant weer, wel 2 a 3 km. 

Hoe zien de bijen kleuren en vormen 

De volgende kleuren kunnen de bijen goed van elkaar onderscheiden nl. wit,  geel,— blauw en  ultra—violet, deze laatste kleur is voor de mens onzichtbaar. . Voor rood en groen zijn ze kleurenblind, deze kleuren zien ze min of meer als grijs. Let maar eens op, welke planten en bloemen “bijenplanten” zijn.

Meestal zijn bloemen hiervan wit, geel of blauw gekleurd! Bloemsoorten worden ook goed door de bijen onderscheiden. Een bijenstand in z.g. vrije opstelling, de omgeving der kasten met bijenplanten zoals  vaste planten en heester b.v. geeft de bijen de beste kansen om zich goed te orienteren. 

Het onderscheiden van bepaalde geuren 

De reukzintuigorgaantjes zetelen in de sprieten. De moer b.v. “ruiken” de bijen zeer goed. De darren zijn overvloedig van reukzintuigorgaantjes voorzien, d.i. om bij de bruidsvlucht de moer eerder op te kunnen merken. 

De smaakzin is bij de bijen goed ontwikkeld. Ze kunnen zoet zuur en zout van elkander onderscheiden.

De smaakzin zetelt:

1.       in de mond met de aanhangsels

2.       in de poten

3.       in de sprieten, deze zintuigorgaantjes, bestaande uit openingen, afgesloten met een zeer dun membraamtje, waardoor de reukstoffen diffunderen 

Tijdzin Bij een dagduur van 24 uur weten de bijen precies hoe laat het is; dit is van belang, daar er drachtplanten zijn, die op een bepaald gedeelte van de dag veel nectar afscheiden met een hoog suikergehalte en op bepaalde gedeelten weinig met een laag suikergehalte. 

Bijen hebben een eigen taal

Als een bij een drachtbron van betekenis gevonden heeft, maakt zij bij thuiskomst in de woning een soort “voedselalarm”, n.l. de z.g. rondedans, kwispel-   of 8-dans. 

De ronde dans betekent: nectar of stuifmeel binnen 100 m van de kast, de bij danst ongeveer in een cirkel. 

De kwispeldans betekent: nectar of stuifmeel verder dan 100 m van de kast. De bij beschrijft als het ware een 8 en op het rechte gedeelte schudt ze, kwispelt met haar achterlijf. De richting van dit rechte gedeelte geeft de richting aan van de drachtbron ten opzichte van de zon.

het aantal dansen per minuut de afstand; b.v. 35 dansen - 8en per minuut ± 200 m van de kast.

16 dansen - 8en per minuut ± 1200 m van de kast. De Oostenrijker C. von Frisch heeft dit nauwkeurig onderzocht en voor dit bijenonderzoek een nobelprijs gekregen. 

HET ORIËNTEREN 

De bijen hebben bepaalde orienteringspunten in de omgeving van de stand, o.a. de vorm en de kleur van de woning en de voorwerpen en beplanting in de omgeving. bij het z.g. “voorspelen” vliegt de bij met de kop naar woning in een steeds groter wordende kring. Zij orienteert zich dan op vorm, kleur en omgeving van de woning. Ook een jonge koningin orienteert zich. Verander dan niets aan de kast of omgeving. Ga ook niet in de vlucht staan.

Dit alles kan oorzaak zijn, dat de jonge moer, die op bruidsvlucht is, zich bij terugkeer “vervliegt” op een verkeerde kast en door de bijen afgemaakt wordt.

Ook werkbijen, die op een vreemd volk aanvliegen b.v. door verplaat­sing,  lopen gevaar van gedood te worden, vooral bij minder gunstig weer als er dracht ontbreekt. De vliegbijen zijn dus ook op hun eigen woning georienteerd en keren dus steeds naar dezelf­de plaats terug. Hiervan maakt de imker wel gebruik door b.v. een veger, die zwermplannen krijgt en naast een groot volk geplaatst werd, af te laten vliegen op het grote volk. De veger verliest dan al zijn vliegbijen en zwermt niet, terwijl het grote volk er helpers bij krijgt n.l. vliegbijen van de veger.

We noemen dit ook wel “koud” zetten van de veger of het afvliegen. “Warm” zetten is aanvliegen.

Het geeft altijd enig risico van vechterij en afmaken van de moer door aanvliegende vreemde bijen.

Willen we volken blijvend of voor enige tijd verplaatsen voor het reizen, dan moet de afstand van de nieuwe standplaats ± 8 km hemelsbreed van de oude plaats of  stand afliggen. De bijen gaan zich dan opnieuw orienteren en zijn de oude plaats of  stand ver­geten. Zou de afstand korter zijn, dan bestaat groot gevaar, dat de vliegbijen terug vliegen naar de oorspronkelijke standplaats. Hiermede hebben wij de voornaamste eigenschappen van de honingbij van nut, bevliegen van één bloemsoort, oppervlak, orientering en ver­plaatsen behandeld. 

BLOEMEN, DE BIJENWEIDE 

Een bloem bestaat uit bladeren met bijzondere vorm, kleur en dienst. De dienst is de geslachtelijke voortplanting,  ofwel de organen zijn de voornaamste delen van de bloem. In vorm, kleur en bouw tonen de bloemen een grote variatie. Een normale bloem bestaat -van buiten naar binnenuit de volgende delen: 

1.       De kelk, bestaande uit een aantal losse of vergroeide kelkbladen, meestal groen dienende tot een scherming.

2.       De kroon, bestaande uit een aantal losse of vergroeide kroonbladeren, meestal gekleurd, dienende als lokmiddel.

3.       Een of meer meeldraden, de mannelijke geslachtsorganen.

4.       Een of meer stampers, de vrouwelijke geslachtsorganen. 

Bovendien zitten in een bloem nog honingklieren of nectarien, vaak aan de voet van de meeldraden, op de bloembodem. De inrichting van een bloem is zodanig, dat er de grootst moge­lijke kans op zaadvorming bestaat. Vermenigvuldiging van de soort. 

Bestuiving 

1.      Zelfbestuiving, waarbij het stuifmeel uit de meeldraden van een bloem op de stamper van dezelfde bloem komt. 

2.    Kruisbestuiving, waarbij het stuifmeel uit de meeldraden van een bloem verhuist naar de stamper van een andere bloem van hetzelfde soort, b.v. door insekten, waarvan onze bijen wel het grootste aandeel leveren. 

3.      Windbestuiving, waarbij de wind het stuifmeel van de ene bloem overbrengt op de andere. 

Het aantal planten in ons land is zeer groot. De belangrijkste drachtplanten zijn: 

1.     In het voorjaar: A. De Wilg, B. Fruit, C. Paardebloem, D. Koolzaad.

2.     In de zomer: A.Witte klaver,B. Linde, C. Wilgenroosje,   D.Vuilboom,  E. Maria distel, F. Korenbloem
 de laatsten is inmiddels te verwaarlozen.

3.    In de nazomer en herfst: A. Heide, B. Zeeaster soms. 

De bloeikalender en nectarbron zien er als volgt uit

le CIJFER NECTAR BRON, en de 2E STUIFMEELBRON.  

overzicht in bewerking

Deze gezamelijke planten en bloemen vormen de bijenweide, waarop de bijen de nectar en stuifmeel voor het voedsel verzamelen. De nectar moet voor de bijen bereikbaar zijn. De tong van onze bijen heeft n.l. een lengte van 6 a 7 mm. De nectar van rode klaver en kamperfoelie is voor de bijentong onbereikbaar. 10.000 bijen moeten, vlgs Eckhart, 1 maal uitvliegen om 1½ kg nectar te halen. Er zijn dagen waarop totaal 1 á 2 kg nectar wordt binnen gehaald, het gewicht van een uitvliegende bij wordt geschat op ± 90 mg; een van de dracht terugkerende werkbij op ± 60 mg. meer. 10.000 bijen wegen ± 1 kg.

 

Les 1   Winterrust

Les 2   De voortplanting

Les 3   De werkverdeling in een bijenvolk

Vragen en opdrachten

 
Dit lesmateriaal is nog in bewerking. getracht is om zo zorgvuldig mogelijk te werk te gaan met informatie en verwijzingen. Indien er op- en of aanmerkingen, fouten of onvolkomenheden zijn verneem ik dat graag. Er kunnen geen rechten of aanspraakelijkheden aan de informatie worden gesteld.

www.bitsandbees.nl

Bijenbehuizingen
Spreekwoorden en gezegdes